Leesplezier |
EN NL TR |
Het volgende verhaal |
De verliefde schipper Het jonge meisje stapte zijn boot op. Ze zag er gehaast uit, maar Tom de schipper, zag dit niet. Hij keek naar haar lichaamsbouw en haar vormen. Ze zag er prachtig uit. Het meisje had lange kastanjebruine haren die lichtgekleurd waren. Haar neus was kort maar de kleur van haar ogen kon hij niet zien omdat hij daarvoor te ver stond. De geelkleurde tas die ze bij zich had paste bij de rest van haar kledij; een zwarte rok tot vlak boven haar knieën en een donkerblauwe blouse. Hij keek terug naar haar gezicht en toen besefte hij wat hem het eerste in haar opgevallen was, haar glimlach. Ze zag eruit alsof zo nooit ongelukkig kon zijn en dat ze iedereen, die het nodig had, blij kon maken. De tweede stuurman trok de aandacht van Tom. Het was tijd geworden om te werken. De schipper nam het roer vast en stuurde de boot naar de overkant van de rivier. De tocht tussen en Azië en Europa duurt niet te lang maar deze mocht eeuwig duren dacht hij. De schipper keek af en toe uit het raam en zag hoe de zon de haren van het meisje blondeerde en hoe de wind deze probeerde te kidnappen. Af en toe kwam haar rechterhand omhoog om haar haren terug comfortabel te leggen. Het meisje keek naar de zee en naar de golven. Ze zag er schattig en aantrekkelijk uit. De boot kwam aan en Tom keek hoe ze afstapte en in de menigte verdween zoals rivierwater verdwijnt in de zee. Hij wou weten wie ze was en even kreeg hij hoop, misschien had ze haar ... Maar nee hoor, de stoel was leeg, ze had haar geelkleurde tas niet bewust of onbewust achtergelaten. Ze was weg. Dagen gingen voorbij zonder dat hij haar weerzag. Maar die dag kon zijn geluk niet op. Daar kwam ze uit de taxi gestapt en naar de boot toegelopen. De boot stond op het punt te vertrekken, de matrozen waren bezig de loopplank in te halen. Tom commandeerde hen nog even te wachten. Toen ze over de loopplank heen was, keken de matrozen elkaar aan met een blik die zei : “onze schipper heeft weer eens twee mooie benen gezien”. Vervolgens keken ze haar achterna en fantaserend vervolgden ze hun werk. Het meisje had gezien dat de schipper nog speciaal op haar had gewacht. Ze glimlachte naar hem om hem te bedanken. Vervolgens zocht ze een vrije zitplaats op de boot en ging zitten. Tom was zo blij, ze had hem gezien maar toen kreeg hij de schrik die hij altijd kreeg als hij in de smaak viel bij vrouwen. Hij draaide zijn gezicht vliegensvlug weg. De boot vertrok en werd bestuurd door de gelukkigste schipper in de wereld. Net zoals de vorige keer loerde hij af en toe naar het meisje. Er was die dag minder zon en meer wind dan de vorige keer. De haren van het meisje werden wild door elkaar gewaaid. Ze haalde uit haar tasje een rekje en ze bond haar haar ermee samen in een staartje. Ze zag er zo nog aantrekkelijker uit vond Tom. Hij slikte even, er was oogcontact geweest, ja toch? Keek ze nu echt naar hem toen ze haar haar samenbond? Hij durfde niet meer te kijken en de rest van de trip kijk hij recht voor zich uit; naar de naderende Aziatische kade. De boot meerde aan. Het meisje stond op en tijdens het uitstappen speurden haar ogen naar de schipper. Ze zag hem en ze zag dat hij zijn hoofd vliegensvlug terugdraaide. Ze begreep dat de schipper naar haar had geloerd. Maar dit stoorde het meisje niet, toch niet zoals het haar stoort als andere mannen naar haar loeren alsof ze iets willen van haar. Ze vond dat hij anders keek en ook er was iets in hem, iets dat alleen vrouwen intiütief begrijpen. Daar stond hij dan, boven in de stuurhut. Hij was in gesprek met twee anderen mannen die beiden rookten. Ze besefte ineens dat hij niet aan het roken was. Het meisje begluurde hem; hoe hij daar stond, hoe hij gekleerd was, hoe hij lachte. De overige mensen wilden van de boot af en oefenden druk op haar uit. Tegen haar zin zette ze haar weg voort om uiteindelijk in de drukte van de stad te verdwijnen. Tom had haar de hele tijd, toen ze zich naar de loopbrug voortbewoog, gevolgt met zijn ogen. Hij zag dat ze iets of iemand aan het zoeken was en toen ze plotseling naar hem keek, kreeg hij het een beetje benauwd en keek weg van het raam. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht. Pas nadat de laatste passagier was uitgestapt keek hij richting de kade, maar hij zag haar niet meer. Tom was boos opzichzelf. Maar wat was ze mooi geweest. Uiteraard had ze haar tasje weer niet achtergelaten maar niemand kon de fantasie van het terugbrengen stelen. Op het einde van zijn werkdag keerde hij triestig terug naar zijn altijd-op-hem-wachtende huis. Hij voelde zich eenzaam en depressief worden, hij zette de tv aan en gooide zich op zijn bed. Tom kon moeilijk slaap vatten en na een zware nacht keerde hij vermoeid terug naar zijn werk; de overzetboot. Het was beter weer geworden, de zon scheen harder en er was minder wind. Omdat zijn ogen rood en omringd waren met wallen maakten zijn kameraden enkele grapjes. De schipper begon met tegenmoed aan zijn werkdag. Maar na de derde tocht kon zijn geluk niet op, daar was ze. Hij voelde al zijn vermoeidheid weggaan. Tom was weer springlevend. Het meisje stapte de boot op en ze keek rond, zoekend naar hem. Toen ze zag dat de man haar gezien had, glimlachte ze en dit op een manier zodat de schipper deze glimlach duidelijk kon zien. Tom's hartje klopte 1000 toeren per minuut. Het bloed dat nu sneller door z'n lichaam stroomde, verkleurde zijn wangen. Een van de scheepsleden maakte een grapje. Tom had het niet echt verstaan maar hij had wel de woorden “rode ogen” en “rode wangen” gehoord. Hij schudde even met zijn hoofd en begon aan z'n werk; het het mooie en aantrekkelijke meisje vervoeren. Deze taak deed Tom iedere dag met plezier, van 's maandags tot 's vrijdags. De zaterdagen en zondagen vond hij minder leuk want dan was ze er nooit. 's Zondags werkte hij niet echt, maar hij ging de eerste weken toch kijken aan de kade om die eventuele glimp van haar te kunnen opvangen. Gelukkig zag hij haar elke weekdag, soms op de heenrit, soms op de terugrit en soms op beide ritten. Alsof God's Werk er mee gemoeid was, zag hij haar per dag minstens één keer. Z'n liefde voor haar was groot maar Tom durfde haar ondanks haar tegemoetkomingen niet aanspreken. De drempel was te groot voor hem. Het meisje was verliefd op hem, maar ze vond dat het zijn taak was om haar aan te spreken. Ze zorgde ervoor dat hij hiertoe iedere dag minstens één kans kreeg. Als ze 's morgens zijn boot niet had genomen, dan lette ze erop dat ze die 's avonds wel nam; al moest ze een uur langer wachten. Het meisje sloeg geen dag over zonder dat ze hem minstens één keer had gezien. Soms glimlachte ze naar hem om hem duidelijk te maken dat ze hem leuk vond. Meestal draaide hij zich weg; de verlegenheid die ze in het begin leuk vond, begon haar nu tegen te steken. Ze was echter een doorzetster en ze gaf niet op, iedere dag opnieuw gaf ze hem de kans om zich te bewijzen en haar aan te spreken. De tijd passeerde en de weken werden maanden. Maar de schipper zijn leven stond op het punt om voorgoed te veranderen. Tom begon die dag zoals gewoonlijk, hij bracht mensen van de ene naar de andere kant en omgekeerd. Hij had haar 's morgens niet gezien. Tegen de middag aan begon hij een beetje te wanhopen maar hij wist natuurlijk dat de grootste kans om haar te zien 's avonds tijdens de terugrit was. Vol ongeduld stond hij te kijken naar de instappende mensen, hij zag haar die avond niet. Het was zijn laatste boottocht die dag en treurig ging hij naar zijn eenzame huis. De volgende dag had hetzelfde effect op hem. Het meisje was niet komen opdagen, Tom vroeg zich af waarom. De volgende dagen waren niet veel anders. Hij werd opgeslokt door een depressie. Tom vervloekte zichzelf omdat hij haar niet had durven aanspreken. Hij vond zichzelf een mislukking. De donkere dagen werden nog donkere weken. De herfst was begonnen, de zee werd wilder en de wind werd kouder. En Tom werd depressiever. Na zo'n paar saaie donkere weken stapte Tom de boot op, hij was vrij blij en zei tegen één van zijn kameraden : “Vandaag is een andere dag. Gisteren was het donker maar vandaag zal ik God's Licht zien.”. De man keek een beetje verdwaasd want de woorden van z'n kameraad waren onbegrijpbaar voor hem. Hij wou er nog dieper op ingaan omdat zijn intiütie vertelde dat er iets mis was, maar het werk riep hem. Het water van de zee was koud die dag, de wind maakte hoge golven die tegen de boot aankletsten. Tom glimlachte en staarde voor zich uit, de woestheid van de natuur leek hem niet te deren. Toen de boot in het midden van de rivier was, riep hij z'n tweede stuurman bij zich. Hij commandeerde hem het stuur over te nemen. Vervolgens stapte Tom naar buiten en keek naar het water. Het water riep hem dacht hij en zonder te twijfelen sprong hij. Tom werkte eerst niet tegen, hij wou verdrinken. Zijn wil was echter niet sterk genoeg om zijn dierlijk instinct te verdringen. Hij begon met zijn armen te spartelen in de hoop dat hij zo met zijn hoofd boven water kon blijven. Het wilde water deed er niet lang over om in zijn mond te vullen en om zo de longen van de nodige zuurstofaanvoer af te snijden. Bij het voelen van het water in zijn mond werd de paniek groter en probeerde hij om hulp te roepen maar het lukte niet. De schrik bekroop hem en hij was niet meer zeker van zijn beslissing om te sterven. Tom ging onder. De boot vervolgde zijn weg. Enkele van de inzittenden schreeuwden om hulp. Al snel keerde de boot terug naar de plaats des onheil. Niemand vond Tom in het water terug. De verwarring op de boot was groot en sommigen vroegen aan anderen wat er gebeurd was. De menselijke drang om de roddelen moest bevredigd worden. Opeens kwam Tom terug boven, twee zeemannen sprongen het koude water in en zwommen naar Tom. Hij ging terug kopje onder, Mark, één van de twee dook onder en kwam met Tom terug boven. Mark zwom met een bewusteloze en verdronken Tom naar het schip. Op het schip werd reanimatie toegepast maar Tom kwam niet bij bewustzijn. Het schip onderbrak zijn reis en keerde zo snel als het kon terug naar z'n vertrekplaats. Een ambulance was opgeroepen en stond te wachten. In allerijl werd Tom naar het ziekenhuis gebracht. Tom opende zijn ogen. Het eerste was hij zag was het meisje. Het meisje keek blij en opgelucht naar hem. Ze was gekleed in een wit engelenkleed. Tom waande zich in de hemel. De omgeving was wit. Zoals hem van jongsaf was aangeleerd, was dit de kleur van de hemel. Van zodra hij zich bewuster werd van de realiteit zag hij het raam, de deur, de kast en hij zag dat het meisje een witte overal aanhad. Het drong tot hem door dat hij nog leefde en zich in een ziekenhuis bevond. Omdat hij het zeker wou weten vroeg hij waar hij was aan haar. Zijn geliefd meisje antwoorde met een glimlach : “In het Anna-Sofia Ziekenhuis.”. Alsof ze iets besefte vertrok haar gezicht en vroeg ze woedend : “Waarom heb je jezelf in het water gegooid? Besef je niet hoe hard je me deed schrikken toen ik je zag op die brancard?”. Tom's antwoord was eenvoudig : “Omdat ik je niet meer zag!”. Ze legde hem uit dat ze van ziekenhuis was veranderd en dat ze daarom niet meer met de overzetboot hoefde te pendelen . Tom begreep dat God hem had gered en dat Hij hem zijn geliefde opnieuw had geschonken. Het gesprek dat volgde begon als volgt : - Ik ben Tom, wat is jouw naam? |
Het volgende verhaal |